Ik maak soep voor K. en E.. Vooraf hebben we lekker vieze snacks, waaronder Nibb-its, van die langwerpige chipjes in rood en geel. Die worden na een tijdje zacht omdat de ruimte vochtig is van de bouillon die staat te pruttelen. K. eet een handje en ik zeg: ‘Lust jij dat, die sloffe bende?’
‘Wat vreemd,’ zegt K., die niet alleen van sloffe chipjes houdt maar ook alles van taal weet. ‘Wat vreemd dat jij dat woord gebruikt. “Slof” komt uit het oosten van het land.’
‘Ja, ‘zeg ik. ‘Ik heb het geadopteerd. Het is een woord specifiek voor etenswaren die knapperig horen te zijn, maar dat niet meer zijn. Ze zijn is niet taai, niet per se zácht, “muf” impliceert geloof ik meer smaak dan structuur en “zompig” is me te nat… Ze zijn echt slóf.’
K. vindt het nog steeds apart. Dat is het ook wel, als je ineens woorden uit een dialect dat niet het jouwe is adopteert. Is het culturele toe-eigening? Of taalverrijking? Of hangt het, zoals dat gaat met het overnemen van woorden, gebruiken, kunst, ook weer af van wie in welke positie het overneemt? Is het voor iemand uit Twente ondraaglijk als een randstedeling, of erger nog, een Amsterdammer het in zijn hoofd haalt de chipjes slof te noemen?
‘Ik ken er nog een woord voor,’ vertel ik. ‘Ooit had ik een schoonfamilie die hoog in Noord-Holland woonde. Zij noemden chips die slof was “bol”‘.
E. peinst en doet alsof hen met hun handen een onzichtbare standbal streelt.
‘Ja,’ zeg ik, ‘dat begrijpt dus niemand.’
Dat woord zou ik van dichterbij gehaald hebben, maar alleen als ik verder dan Alkmaar reis met de trein kan ik het over bolle chipjes hebben. Ik weet niet eens of koek óók bol kan zijn. Kennelijk is het Twentse woord breder ingeburgerd, of je begrijpt, zelfs als je het woord niet kent, eerder uit de context wat ermee bedoeld wordt. Die chipjes klinken als je ze eet ook slof, op een of andere manier. Of ze voelen zo. Het woord klopt qua vorm in je mond bij wat het moet betekenen. “Bol” verwijst doorgaans naar een heel specifieke vorm, en die vorm heeft niets te maken met een smaak- of eetsensatie.
Misschien is er in het Amsterdams ook wel een term voor – geen idee. Niet dat ik nooit regiogebonden woorden gebruik (jaha, bijgoochem: die vaak weer uit het Jiddisch zijn gegapt), dat doe ik wel, vaak zonder dat ik het doorheb. Dan zegt M., die uit een andere provincie komt: Wat zeg jij nou? Maar dat gaat nooit over chips of koekjes.
Ik had natuurlijk ook van veel verder weg kunnen lenen, uit een taal met almacht; dan had ik de chips fluffy genoemd. Niemand, behalve moerstaalpuristen, die daarover zou vallen.
Vond je dit interessant?