Contact

Home

Gelijkenis

Voordat Sara Baume aanschuift bij de ILFU-boekenclub praat ik met mensen die haar roman Weken, maanden, jaren hebben gelezen. Er zitten veel mensen aan tafel, Baume heeft een fanschare in Nederland. Een van de lezers die ik herken is J., ik knik naar hem, hij knikt terug met een lichte vraag in zijn blik. Wat is dat toch, denk ik: de ene keer kom ik hem tegen en krijg ik een vriendschappelijke klap op m’n schouder, en de andere keer lijkt hij me niet te kennen. Zou hij een broer hebben die erg op hem lijkt? Is het hem wel?

Ik vraag de mensen van zo’n leesclub altijd eerst om even hun naam te noemen. Niet dat ik al die namen onthoud: ik wil gewoon dat mensen even hun stem hebben gebruikt, zodat het straks gemakkelijker is om hem nog eens te gebruiken.
‘J.,’ zegt de man.
Zie je wel, denk ik.
Hij zegt dat hij de roman eerst in het Engels las, maar door alle botanische termen overstapte op het Nederlands, en toen ontdekte hoe prachtig de vertaling van Lette Vos is.

Als in het tweede uur Sara Baume is aangeschoven vertelt ze dat Lette Vos en zij bevriend zijn geraakt; dat Vos wel eens in haar huis verbleef, het huis dat in ietwat gefictionaliseerde vorm het decor vormt voor de roman, en dat ze dat in het kader van haar vertalingen heel leuk vond. Vos, gaat Baume verder, probeert een stem te vangen, en dat betekent soms iets meer dichterlijke vrijheid nemen dan een een-op-een vertaling leveren. Ze noemt wat voorbeelden, zoals dat de plekken in de roman waar Baume iets doet met de spatiëring tussen woorden (die staan soms verder uit elkaar, of vormen een soort trappetje op de bladzij) er in de vertaling van Vos net anders uitzien.

Het was mij ook al opgevallen tijdens het lezen, de kwaliteit van de vertaling. Soms weet je dat zelfs zonder het origineel ernaast, geloof ik. Dan leest een boek niet als een vertaling. Zelf ben ik geen vertaler, dus ik weet niet of het waar is wat ik hier schrijf, en misschien is het ook niet altijd toepasbaar op alle boeken (wat is dat wel, kun je je afvragen) maar ik denk dat het te maken heeft met precies die vrijheid – die je dan, vermoed ik, wel vergund moet zijn door schrijver en uitgever. Wanneer er in het origineel iets met ritme, stijl, taalspel wordt gedaan, sla je de vertaling natuurlijk helemaal dood als je dat negeert. Boeken die wél als een vertaling lezen hebben vaak iets klinisch. Alsof het Nederlands geen rafels, barsten en franje kan hebben. De dingen die een taal doen leven.

Aan het eind van de avond laten sommige deelnemers hun boeken signeren door Baume. J. brengt ook een boek van mij mee zodat ik er iets in kan schrijven.
‘J., heet ik,’ zegt hij, geheel ten overvloede.
Nu heb ik het niet meer. Ik vraag hem of hij de achternaam draagt die ik bij hem vermoed.
Nee dus. Ongelooflijk
‘Ik vroeg me al af,’ zegt hij, ‘waarom je altijd zo enthousiast zwaaide als je me zag. Ik dacht dat je me misschien kende van dit soort evenementen.’
‘Nou, ook dus,’ zeg ik, ‘maar ik moet je even een foto laten zien.’
Ik zoek met mijn telefoon een foto op van de mij bekende J. op. Nu ik die zo voor me zie is het duidelijk dat de gelijkenis niet zo hevig is als ik dacht. J. de Tweede knikt beleefd; ja, nu ik dat zo aanwijs: misschien dat hij in die éne foto wel een beetje gelijkenis ziet.

Terug naar huis, in de trein, kijk ik nog eens naar de foto van J. de Eerste. Met mijn ogen dicht probeer ik het gezicht van J. de Tweede op mijn netvlies terug te halen. Het lukt niet. Voortaan zal ik altijd abuis zijn als ik één der twee J.’s tref. Ik weet dat ze verschillen, maar in mijn hoofd lijken ze door dat jarenlange misverstand nu op elkaars levensechte vertaling.

Vond je dit interessant?