Nieuwe dingen in de letteren zijn altijd problematisch, de sector is voor een groot deel wonderlijk conservatief terwijl er ook heel vaak geroepen wordt dat ‘de urgentie’, ‘het engagement’, ‘de strijdlust’, ‘de inhoud’ ontbreekt. Dat wordt dan geroepen naar jonge auteurs (die zijn immers ook nieuw) en andere millennials, althans, dat zou je denken, maar als die dan daadwerkelijk actie ondernemen blijkt dat ook weer niet de bedoeling te zijn, dus feitelijk wordt er naar helemaal niemand geroepen maar slechts vanuit archiefkasten instemmend tegen elkaars oude witte porum gerocheld middels belegen (social media) kanalen.
Ik chargeer, doe dat hartstochtelijk, blijf dat ook doen, de nuance haalt u maar even uit uw eigen navel – ik ben in de literaire sector nog minstens dertien jaar een jonge auteur (wat helemaal nergens op slaat, en als vrouw ga je vervolgens vrij vlug over op ‘oud en niet volledig serieus te nemen’, waar je als man met twee rimpels, een grijze haar en een nostalgische roman ineens ‘erudiet’ wordt, dit terzijde) en neem het er even van.
Goed, engagement en de urgentie (twee woorden die net zo hol zijn geworden als de koppen van vastgeroeste literatoren, enfin): op 5 maart lanceerde de splinternieuwe uitgeverij Chaos haar eerste boek: Een kamer voor jezelf (Virginia Woolf). Chaos profileert zich als ‘een jonge, feministische en intersectionele uitgeverij’. Op zich niet wereldschokkend: feministische uitgeverijen en groeperingen kunnen zelfs ouwe zeurpieten zich nog uit vroegere tijden herinneren, hoewel de toevoeging ‘intersectioneel’ wellicht/helaas wat zeldzamer is. Wereldschokkend is wel dat zo’n uitgeverij nog nodig is, en het allerwereldschokkendst (en vreemd genoeg tegelijkertijd verschrikkelijk voorspelbaar) is de facebookreactie die haar bestaan uitlokt bij Joost Nijsen, van Uitgeverij Podium:
‘Begrijp dit niet. Vrouwelijke en niet-witte auteurs bevolken momenteel juist royaal alle Nederlandse fondslijsten. Die arme witte mannelijke schrijver, denk ik wel eens (maar dan moet hij maar beter zijn best doen; vooral jonge witte Nederlandse mannen tonen momenteel weinig sturm und drang). En dan nu een feministische uitgeverij beginnen, ‘intersectioneel’ nog wel? Weird. Maar het mag allemaal hoor, en wie weer komen daar nog een paar hele mooie boeken uit.’
De reacties onder zijn opmerking zijn op het moment dat ik dit schrijf instemmend. Vermoedelijk omdat de vrouwelijke en niet-witte auteurs in kwestie zijn gestikt in hun ontbijt, of flauwgevallen van het rollen met de ogen, of de drager waarop ze dit bericht lazen tegen een muur hebben gesmeten, of al vijf keer zijn begonnen aan een weerwoord maar in gedachten het oerdomme seksisme en racisme dat ze ten deel zal vallen maar niet weggeschreven krijgen, of denken: het heeft geen zin, wat ik ook schrijf, het is bij voorbaat niet waar, en uiteindelijk verzandt die discussie gewoon weer in dat iedereen het er hoe dan ook over eens is dat literaire kwaliteit het allerbelangrijkst is in literatuur.
Althans, dat zijn de fases (een zelfstandige meid is op een heimlichmanoeuvre voorbereid) die ik doorliep. Ik wilde iets zeggen, de moed zonk me in de schoenen. Ik denk dat het niet waar is, van die fondslijsten – zeker niet op het vlak van niet-witte schrijvers. Had ik maar cijfers, dacht ik. Telde de Lezeres des Vaderlands nog maar. Want als er ergens om geroepen wordt in discussies als deze, zijn het ‘harde cijfers’.
Misschien moest ik zelf gaan tellen: de fondslijsten van alle Nederlandse en Vlaamse uitgeverijen, hoeveel mannen en vrouwen daar werken en welke kleur ze hebben, en het gaat natuurlijk helemaal niet om die fondslijsten dus ook de recensies, de recensenten, de literaire prijzen en hoe zich die in status en bedragen tot elkaar verhouden, wie die prijzen winnen, wie er in de jury zitten. Hoeveel manuscripten er door mannen en vrouwen worden ingezonden naar uitgeverijen. Of die allemaal gelezen worden en door wie. Hoeveel jongens en meisjes in aanraking komen met literatuur. Welke voorbeelden ze hebben. Of ze gemotiveerd worden. Of ze er stil bij hebben gestaan dat boeken ook over hen kunnen gaan, of geschreven kunnen worden door mensen die op ze lijken… verdomd, gleed ik zo die cijfers uit.
Cijfers zijn belangrijk en veelzeggend. Maar naast ’t feit dat ik geen tijd heb om me over dit telwerk te buigen (‘dan maak je maar tijd’ – oké brb even al mijn werk afzeggen en onder een brug gaan wonen) gaat het hier ook om ontelbare mechanismes die je mensen gewoon niet aan hun botte verstand gepeuterd krijgt.
Het wordt wel geprobeerd. Schrijver Tjitske Jansen (ze is lang niet de enige) voert al tijden een strijd, ook weer op Facebook, waarin ze verontwaardigd wijst op bijvoorbeeld het gebrek aan vrouwelijke genomineerden voor literaire prijzen, of al die kerels (en bijna geen vrouw) die op een Boekenweeklijst worden uitgelicht. Uiteraard (en terecht) wordt daar vaak op gereageerd met een roep om cijfers. Maar ook – je gelooft het gewoon niet – met de opmerking dat mannen waarschijnlijk gewoon beter kunnen schrijven.
Tsja. Als je aan bijvoorbeeld het lekker-tellen-archief van De Lezeres de conclusie verbindt dat ‘mannen nu eenmaal beter kunnen schrijven’ omdat ze meer besproken worden, ben je al niet meer aan het tellen – dan ben je aan het interpreteren. Dat doe ik nu ook, dat weet ik ook wel, maar als we elkaar dan toch met interpretaties om de oren slaan dunkt me dat iedereen daaraan mee mag doen.
Ik beschrijf wat Jansen doet als strijd, maar eigenlijk is dat een moeilijk woord – het lijkt te impliceren dat iemand het onderspit moet delven, afgemaakt moet worden. Of: het kan zo opgevat worden. Het wórdt zo opgevat – de reactie op feministische uitingen, of ze nu genuanceerd zijn of gechargeerd, rustig of woedend, is niet zelden een ‘o, dus nu mogen de mannen niet meer?’.
Jezus Christus, kerels, natuurlijk wel. Vooruit: het is misschien een beetje vervelend dat je wijfjes niet meer zomaar bij hun tieten mag grijpen op de kerstborrel en dat je geen ‘neger’ meer mag zeggen en dat jouw bloedserieuze uiting over ‘de intellectuele onvermogens van de vrouw’ met hoongelach in ontvangst wordt genomen, maar (en ik ren even de literatuur uit) als je nu ineens ‘bang wordt om tegen vrouwen te praten’ heb jij een probleem, namelijk met het feit dat vrouwen kennelijk zo mijlenver van je afstaan dat je denkt dat je ze moet behandelen als een gevaarlijke diersoort met allemaal enge slagtandjes in plaats van potentieel neutrale gesprekspartner, echt waar, ‘lekker weertje’ kun je tegen iedereen zeggen, de truc is feitelijk gewoon het bij je houden van die enge röntgenblik (zie ook deze). Maar natuurlijk mag je nog! Schrijf die midlifecrisisroman! Verdiep je in de wittemannenfilosofen! Graag! Dat heeft waarde, is mooi, is prachtig! Maar waarom, in vrédesnaam, is het zo’n enorm probleem als een groep mensen besluit te benadrukken dat er ook andere stemmen zijn, andere mensen gerepresenteerd moeten worden, gehoord willen worden, gelezen willen worden, willen lezen? Let wel: óók. Niet: ‘alleen maar’.
Vergeef me al het afdwalen en uitweiden – of niet, als je het maar niet aan mijn sekse wijdt. Zie je wat hier gebeurt? Ik doe iets wat mogelijk kritisch ontvangen kan worden. Dat is geen probleem. Wel problematisch is dat ik reacties als ‘vrouwen kunnen niet helder formuleren door [vul hier iets over hormonen, baarmoeders, oermensen in]’ of ‘zeker ongesteld’ of insinuaties over mijn seksuele voorkeur of hoe ik ‘in de markt lig’ (‘ze hep kort haar!’) automatisch incalculeer. Dat is, kan ik je vertellen, vreselijk hinderlijk en raakt een belangrijk punt:
Het is zo allemachtig frustrerend om niet serieus genomen te worden omdat je afwijkt van wat een te groot deel van de mensen (vaak onbewust) als standaard ziet. Het is zo klote om jezelf niet als meer dan stereotype of figurant terug te vinden in wat je leest over de wereld.
Dit schrijf ik niet omdat ik mezelf zielig vind – over positieve en serieuze aandacht voor mijn roman heb ik niets te klagen, en hoewel spaarzamer dan je zou denken, er lopen in de geschreven literatuur heus zelfredzame witte vrouwen rond. Meer dan zwarte mannen en vrouwen, wil ik zeggen, en transvrouwen -en mannen. En nee, ik lees niet alleen om mezelf te vinden, maar is het niet fijn om soms in een boek (of film, of serie, of het nieuws) tegen jezelf aan te lopen? Of tegen wie je zou willen zijn, of kunnen worden, of goddank niet bent geworden? Ik (en ik beloof dat ik straks weer uit mijn eigen navel kruip) weet nog wanneer dat voor mij heel, heel erg belangrijk was: namelijk rond mijn veertiende, toen ik in mijn eentje stiekem alle homoplanken en de halve sociologie-afdeling van de Openbare Bibliotheek uitlas in de hoop gelijkenis te vinden, richting, een bewijs van mijn bestaan, en ook een toekomstbeeld waarin ik niet noodzakelijk Ellen DeGeneres of Mathilde Santing was. Ook nu vind ik het nog wel eens jammer dat ik nauwelijks boeken of films tegenkom waarin een vrouw alsof het de normaalste zaak van de wereld is zowel op mannen als vrouwen kan vallen, zonder dat dit gelijk ontaardt in kinky taferelen vol voorbinddildo’s, of zonder dat dat Het Hele Plot is. Hoewel Het Hele Plot ook al een cadeautje zou zijn.
En: ondanks het feit dat mijn schrijven regelmatig serieus genomen wordt, merk ik vaker dan me lief is dat De Schrijvende Vrouw nog steeds (naast de gebruikelijke vieze) wat vreemde reacties uitlokt.
‘Dus jij hebt ook een boekje geschreven’
‘Ben jij een van die jonge dichteressen?’
‘Ik lees geen vrouwen.’
‘Ja, ze zoeken bij elke uitgeverij mooie jonge vrouwen nu, he?’
‘Nou, jij weet tenminste zeker dat je níet om je uiterlijk een contract hebt binnengesleept.’
‘Nou, die lezing viel alles mee, we dachten nog: “wat kan zo’n meisje nou te zeggen hebben.”‘
Nu moet ik me indekken want ook mannen krijgen weleens een rotopmerking en ben ik een zacht (vrouwelijk, emotioneel, hysterisch) ei soms? Neen, ik loop niet permanent gekrenkt rond. Ja, ik vind ook dat je er te hard over kunt zeiken (dus ik dacht, ik doe het in één keer, de nada). Maar deze shit is structureel. Voor mij, voor heel veel anderen, die als ze gekleurd, trans, allochtoon of anderszins ‘anders’ zijn per afwijking van de standaard meer shit over zich heen krijgen en meer deuren voor zich zien sluiten.
Niet allemaal in gelijke mate, niet iedereen zit ermee, dat hoeft ook niet, maar veel mensen wel en die willen daar wat aan doen. Die willen uit de marge, maar moeten eerst, en weer, altijd wéér, die marge zichtbaar maken.
Het is een godsgeschenk dat er ook nu mensen een feministische, intersectionele uitgeverij beginnen. Dat zij en anderen vorm en inhoud in de volle breedte vieren, dat er onvermoeibaren in discussie blijven gaan. Dat er mensen zijn die zeggen: hier zijn we, we komen eraan, hoewel we er al de hele tijd waren, maar goed, met onze woorden en geschiedenissen en verlangens, met gevoeligheden en humor, met vallen en opstaan, voorzichtig en met trompetgeschal, hier zijn we, we bestaan en hebben een stem en zijn meer dan alleen kut, kleur of seks en hier, hier, hier, nu, nu, nu, kun je dat horen.
Dat gerochel uit die archiefkasten moet te overstemmen zijn.
*
Vond je dit interessant?